Bij 50% van de gevallen waarbij een zwangerschap uitblijft blijkt die oorzaak te liggen bij de mannelijke partner. Bij mannen is er bijna nooit sprake van totale onvruchtbaarheid (infertiliteit), maar in de meeste gevallen van subfertiliteit (verminderde fertiliteit). Dit komt meestal doordat de concentratie en de beweeglijkheid van de zaadcellen niet optimaal is.
Dit beperkt de kans op het bevruchtend vermogen van de zaadcel als dit lager ligt dan normaal kan dit door diverse onderzoeken worden vastgesteld. De eenvoudigste manier om een indicatie te krijgen over de sperma kwaliteit is met een thuistest zoals Swimcount.
Spermaproductie
Bij de geboorte van een man zijn alleen voorlopers van de zaadcellen, ook wel de stamcellen genoemd, aanwezig in de bal. Spermatogenese ofwel de zaadproductie begint vanaf de puberteit. Rijpe zaadcellen worden afgevoerd en samen met extra vocht komen ze terecht bij het ejaculaat (zaadlozing) de zaadcellen en het vocht vormen samen het sperma.
Dit is een continu rijpingsproces, waarbij het ontwikkelen van een zaadcel ongeveer 75 dagen duurt. Externe factoren zoals bijv. koorts, een ongezonde levensstijl of (virus)infecties kunnen het rijpingsproces negatief beinvloeden.
Wat moet een zaadcel kunnen?
Na de zaadlozing moeten de zaadcellen een weg van 12 tot 17 cm afleggen: vanaf de baarmoedermond naar de eileider waar de bevruchting plaats vindt.
Na de zaadlozing hebben zaadcellen normaal gesproken ongeveer 48 uur het vermogen om te bevruchten. (Dit is niet het geval als het zaad wordt geproduceerd en in het laboratorium wordt opgewerkt.)
In de vruchtbare periode van de vrouw wordt de vagina minder zuur en wordt de optimale omgeving voor de zaadcellen gecreerd zodat zij zich makkelijk naar de baarmoeder kunnen verplaatsen. Dit wordt gedaan door extra productie van baarmoederhalsslijm (cervixslijm).
Om een eicel te kunnen bevruchten, moeten de zaadcellen een verandering ondergaan (de capacitatie). Dit zorgt ervoor dat de zaadcel in een rechte lijn kan zwemmen wat belangrijk is voor de bevruchting.
De acrosoomreactie is een belangrijk proces om de beschermende schil van de eicelop te lossen. De zaadcel kan deze schil oplossen omdat de kop van de zaadcel bepaalde enzymen bevat.
Vervolgens bind de zaadcel zich aan de wand van de eicel met behulp van specifieke eiwitten.
Zo kunnen de zaadcel en eicel samensmelten en het genetisch materiaal delen. Dit is een belangrijke en complexe, stap in de bevruchting. Zodra de eicel en zaadcel zijn samengesmolten spreken we van een zygote. Dit is circa 1 dag na de zaadlozing of inseminatie.
Het is dus duidelijk dat de zaadcellen een belangrijke functie hebben en in een goede conditie moeten zijn om zelfstandig een eicel te bevruchten. De kwaliteit van het sperma kan dan ook de ontwikkeling van het embryo beïnvloeden.
Verminderde spermakwaliteit
Problemen met de vruchtbaarheid van de man kan verschillende oorzaken hebben. In veel gevallen is hoeveelheid en beweeglijkheid van de zaadcellen niet voldoende, waardoor de eicel niet kan worden bevrucht. Een slechte zaadkwaliteit komt meestal door een stoornis in de spermaproductie. De exact oorzaak hiervan is vaak onduidelijk.
Mogelijke oorzaken van verminderde zaadkwaliteit:
- Ontsteking in de zaad- of bijballen (bijv. door de bof/boforchitis heeft gehad).
- Een operatie
- Bestraling of chemotherapie
- De aanwezigheid van varicocèle, een soort spatader in de balzak.
- Ontbreken van het bevruchtend vermogen
- Antistoffen op de spermacellen
- Erfelijke factoren
- Gebruik van bepaalde medicijnen of anabole steroïden
- Ongezonde levensstijl: roken, gebruik van drugs of alcohol, obesitas.
In de meeste gevallen is er geen duidelijke oorzaak.
Geen bevruchtend vermogen
Het kan voorkomen dat het zaad er volgens de uitslag van een zaadonderzoek ‘normaal’ uitziet, maar dat het geen bevruchtend vermogen heeft. Dit komt pas tijdens een IVF behandeling aan het licht. Dit komt maar zeer zelden voor.
Antistoffen
Soms zijn er op de zaadcellen antistoffen aanwezig. Hierdoor verliest het sperma zijn ‘progressief’ bewegend vermogen, dat wil zeggen dat ze niet in een rechte lijn bewegen. Gelukkig hebben niet alle gevallen van antistoffen een negatief effect op de vruchtbaarheid.
Antistoffen kunnen wel aangetoond worden, maar niet in alle gevallen zijn ze te verklaren.
Erfelijke factoren
Erfelijke factoren kunnen een rol spelen bij verminderde vruchtbaarheid. Bij ernstig verslechterde zaadkwaliteit of zelfs afwezigheid van zaadcellen, worden soms afwijkingen in het DNA gevonden. Als er een genetische oorzaak wordt gevonden kan er een verhoogde kans op een miskraam of een kind met aangeboren afwijkingen zijn. Bloedonderzoek kan aantonen of er sprake is van erfelijke factoren.
Andere factoren met een negatief effect op de zaadkwaliteit:
- Overmatig alcoholgebruik
- Roken en drugs.
- Een te hoge temperatuur in de zaadballen
- Koorts of een virusinfectie kan tijdelijk een slechte zaadkwaliteit veroorzaken.
- Het werken met chemische of radioactieve stoffen, bestrijdingsmiddelen, lood, ioniserende straling (bijv. röntgen). Risicogroepen zijn in ieder geval schilders en kwekerijpersoneel.
- Stress kan een oorzaak zijn van tijdelijk verminderde zaadproductie.
- Te vaak klaarkomen (meerdere keren per dag) Dit hoeft geen negatief effect te hebben op de kwaliteit.
- Te weinig klaarkomen kan leiden to een afname van de beweeglijkheid van het zaad. Een optimale hoeveelheid zaadcellen wordt verkregen door eens in de twee- tot vijf dagen klaar te komen.
Afwezigheid van zaadcellen
Het kan ook voorkomen dat er helemaal geen zaadcellen worden gevonden in het ejaculaat. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat de oorzaak een genetisch probleem is. Bij deze mannen is de kans om zaad in de teelbal te vinden ongeveer 50%. De juiste diagnose kan worden gesteld doormiddel van verschillende bloedonderzoeken of een biopt uit de teelbal.
Er zijn twee vormen:
obstructieve azoöspermie: door afwezigheid van de zaadleiders of door een blokkade in de zaadleiders
niet-obstructieve azoöspermie: door een probleem in de aanmaak van de zaadcellen.